Werken met resultaatindicatoren is opgenomen in de raamovereenkomst met het doel meer inzicht te krijgen in het resultaat van de geboden ondersteuning en met aanbieders op te zoek gaan naar mogelijkheden voor kwaliteitsontwikkeling.
Hiervoor is in 2019 een pilot onder jeugdaanbieders gestart. Met 20 jeugdaanbieders is van 2019 tot en met 2022 met regelmaat de data besproken en daarnaast ook het gesprek over duiding, nut en noodzaak van resultaatgericht werken gevoerd.
Het werken met resultaatindicatoren past bij methodisch werken, het werken aan doelen en het meten van voortgang en resultaten. Dit staat centraal bij alle zorg- en ondersteuningsproducten in de integrale raamovereenkomst Jeugd, Wmo en MO/BW GGZ. De resultaatindicatoren waarover aanbieders periodiek gegevens hebben aangeleverd zijn Uitval, Clienttevredenheid en Doelrealisatie. De resultaatindicatoren zijn ontwikkeld in het jeugddomein en zijn daar inmiddels onderdeel van de set beleidsinformatie die aanbieders twee keer per jaar verplicht aan het CBS aanleveren. Voor de pilot had de zorgregio gekozen om aan te sluiten bij het CBS qua definities en aanlevertermijn.
De intentie was dat gemeenten de informatie over de resultaten van de ondersteuning konden gebruiken om zicht te krijgen op de resultaten die geboekt worden met de ingezette ondersteuning. De cijfers dienden om in gesprek te gaan over mogelijkheden voor verbetering bij gemeenten, toegangen en aanbieders.
Uitkomst pilot
Naar aanleiding van de data, de gesprekken en informatie uit andere jeugdregio’s is er voor gekozen om met ingang van 2023 te stoppen met het uitvragen van de resultaatindicatoren. Daarmee is de pilot resultaatsturing voor de regio Midden IJssel Oost Veluwe gestopt.
Het inzicht op kwaliteitsontwikkeling willen gemeenten op een andere manier gaan vormgeven. Hoe dat in de toekomst er uit gaat zien is nog niet duidelijk.